Waarom ‘Ik ben in therapie’ geen taboe hoort te zijn
‘Hoi, ik ben Maaike en ik heb een paar therapiesessies gehad.’ Misschien zit je nu met gefronste wenkbrauwen naar het scherm te kijken of trek je een zorgelijke denkrimpel in je voorhoofd. Misschien schud je je hoofd en denk je moet je hier nou ook al over schrijven? Ja, zeg ik dan. Ja, want als ik íéts gemerkt heb de afgelopen maanden, is dat dit onderwerp zelfs anno 2021 nog heel diep in een taboehoekje weggestopt zit.
Ik ben over het algemeen een open boek. Als iemand vraagt hoe het met me gaat, geef ik eerlijk antwoord. Op het moment dat ik ergens mee zit en ik me bij die persoon op m’n gemak voel, praat ik daarover. Dit doe ik met het idee dat de ander me misschien wel kan helpen, andere inzichten kan geven of simpelweg een luisterend oor kan zijn. Dus op het moment dat ik tegen een muur van weerstand bij mezelf aanliep, duurde het niet lang voordat ik op Google “Therapeut Groningen” intoetste. Met honderden resultaten als gevolg. Oké… en nu? Dacht ik ietwat gefrustreerd. Het leek verdorie Tinder wel.
Gevoel weglachen
Ik deed hier eerst lichtelijk geheimzinnig over. Ik had het gevoel dat ik de enige in mijn omgeving was die hulp zocht voor iets in dat koppie van mij. Dus dat ik op een donderdagavond naar een dorpje iets buiten Groningen reed om met een voor mij onbekende man over mijn diepste gevoelens te kletsen, ging eerst niemand wat aan.
Eenmaal bij de therapeut werd ik die eerste sessie meteen aan het werk gezet. ‘Waarom ben je hier?’ vroeg hij me. Ik legde uit dat ik met name in de liefde steeds weer tegen een muur van weerstand liep en ik dacht dat het met bindingsangst te maken had. Hij bleef me nauwlettend in de gaten houden terwijl ik verder vertelde. ‘Je lacht wel veel weg, hè?’ zei hij op gegeven moment. Eh… ik maakte gewoon een grapje omdat ik nerveus ben?
Schreeuwen in een lege ruimte
Na een tijdje gepraat te hebben, moest ik van de beste man op mijn knieën op een matras op de vloer gaan zitten. Hij reikte me een slap tuinkussen aan en wees naar het kussen. ‘Zie dat kussen als het symbool van al je problemen. Ik wil graag dat je je armen achter je hoofd brengt en vervolgens zo hard als je kunt met het kussen op het matras slaat.’
Ik knikte lafjes en begon te slaan. Maar mijn armen werkten niet mee, mijn hersenen maakten overuren. Hoe raar zag dit er wel niet uit? Een lachkriebel vormde zich in mijn buik en ik moest moeite doen om serieus te blijven kijken. Doe normaal, Maaike, zei ik tegen mezelf. Dit helpt.
‘Ik zie je denken, wat denk je?’ vroeg de man. Ik haalde mijn schouders op, bang om eerlijk te zijn. ‘Doe het nog eens, maar maak er geluid mee. Schreeuw, gil, doe wat goed voelt.’ Ik keek met bange ogen naar ‘m op. Schreeuwen? Zo uit het niets? Eh… Ik opende mijn mond, maar er kwam geen geluid uit.
Mist in mijn hoofd
We gingen daarna een andere oefening doen. Hij zette een lege stoel voor mijn neus en wees naar het luchtledige. ‘Daar zit ‘ie, dé som van je problemen. Wat zou je tegen hem of haar willen zeggen?’ Ik beet opnieuw op mijn lip om niet keihard in lachen uit te barsten en opende mijn mond.
‘Eh… ik vind dit niet zo leuk allemaal,’ zei ik. Maar het klonk vreemd en ongemeend. Na nog even nagepraat te hebben, stapte ik weer in de auto. Misschien dat deze vorm van therapie voor anderen werkt, maar voor mij niet, besloot ik. ‘Praten’ met mijn probleem, niet wetend wat precies het probleem is, ging niet. In mijn hoofd was het een wazige blur, een soort dikke mist waar ik niet doorheen kon kijken. Het leverde me stress en spanning op, maar op dit punt zou schreeuwen mij niet veel verder helpen.
In plaats van de therapie op te geven, ging ik verder met mijn zoektocht naar een geschikte therapeut. Ik klopte aan bij de huisarts waar ik een paar korte gesprekjes voerde met de praktijkondersteuner. Hij gaf me toegang tot een online programmaatje en stuurde me in de richting van een andere vorm van therapie. Inmiddels was ik al een paar weken verder en werd ik er moedeloos van. Ik voelde me stuk, maar alle pleisters in de winkel waren permanent uitverkocht.
In de spiegel kijken
Onlangs was het raak. Ik ging in gesprek met een hele fijne therapeut met wie het meteen klikte. Ik vertelde open en eerlijk waar ik mee zat, ze luisterde en stelde me goede vragen – iets wat ik bij de anderen ook gemist had, misschien een nadeel van journalist zijn.
Voor ik het goed en wel in de gaten had, begon ze een spiegeltje op te houden. Ze had me in een halfuur doorgrond en kon me mijn verstikkende patronen doen inzien en bood me daarin meteen een helpende hand. Met een goed gevoel verliet ik haar kamer (overigens mét comfortabele ligbank). De mist in mijn hoofd was opgeklaard, een pleistertje was geplakt en ik had veel nieuwe inzichten gekregen. Hier kon ik echt wat mee!
Geen taboe meer
Sinds ik hiermee bezig ben, heb ik met veel leeftijdgenoten over dit onderwerp gepraat. Iedere keer als ik open over mijn persoonlijke worsteling vertelde, zag ik bij de ander iets schitteren. ‘Ik loop ook bij een psycholoog,’ zei de een. ‘Ik heb ook regelmatig een sessie,’ zei een ander. In het begin voelde ik me alleen in mijn worsteling, maar nadat ik merkte dat ik verre van de enige was, voelde ik me ook door anderen gesteund.
Maar waarom praten we hier niet meer over? Waarom is dit onderwerp toch zo moeilijk om aan te kaarten? We vertellen wel over een afspraak bij de tandarts, bij de dokter, bij de diëtist, de waxsalon (uit de doeken doen hoe je in vreemde posities moet liggen zodat je een brazilian wax krijgt, is toch nog véél intiemer?!), de kapper en ga zo maar door.
Waarom dan niet over onze sessie bij een coach, psycholoog of therapeut? We hoeven niet te vertellen wáár we precies over praten, maar van een ander weten dat hij of zij ergens mee zit en diegene een luisterend oor kunnen bieden is al zoveel waard. Ik heb gemerkt dat praten met iemand die je vertrouwt, helpt. Het onderwerp hoort geen taboe te zijn. Vandaar dat ik er dus ook dit verhaal over schrijf. Dus daar gaat ‘ie nog een keertje: ‘Hoi. Ik ben Maaike, en ik heb een paar therapiesessies gevolgd.’