Persoonlijke verhalen

Hoe we het beroemdste concert ooit verlieten voor een zakje popcorn

We schuifelen stapje voor stapje de grote zaal in. Voor ons is er een heuse rollatorfile ontstaan. Hordes oude mensen wachten tot ze hun rollator kunnen inklappen en tegen de muur aan kunnen zetten, om daarna naar hun plekje in de zaal te gaan. M’n vriend en ik wachten geduldig en lopen uiteindelijk naar onze plaatsen vooraan bij het podium. We halen de gemiddelde leeftijd fors naar beneden en kijken elkaar grijnzend aan. Dit wordt nog wat voor ons als cultuurbarbaren, deze ruim 3,5 uur durende show van de Mattheüs Passion.

Het cultuurbloed stroomt niet van jongs af aan al door mijn aderen. En nu nog steeds zitten er behoorlijke klonters in dat bloed. Soms stroomt ‘ie een tijdje en kan ik echt van een museumbezoek of tentoonstelling genieten. Maar meestal ga ik toch liever wat anders doen. Maar vorig jaar, toen het cultuurbloed wel lekker stroomde, kocht ik in een opwelling twee kaartjes voor de Mattheüs Passion.

Bach is altijd goed, toch?

Een paar uur voordat het begint lees ik me maar eens in. Het is de muziek van Bach. Ik knik – dit klinkt bekend. Bach is altijd goed, toch? – en lees verder. Blijkbaar is de Matthaus Passion één van de beroemdste concerten en één van Bachs meest bekende werken. “In de ruim 3 uur durende show wordt het lijden en sterven van Jezus in muziek verklankt. Het is in Nederland het meest geliefde en bekende werk van Bach.” Oke, dus een soort The Passion, maar dan in een klassieke uitvoering. Check.

Ik lees dat het orkest wordt versterkt met aria’s en met verschillende koren. En nog een belangrijk detail: het is in het Duits. Maar met de kaartjes in mijn inbox, ben ik vastbesloten om het gewoon eens te ervaren. Mijn culturele hart te vergroten. Want klassieke muziek vind ik bij tijden echt heel mooi. Soms zet ik het bewust op om me te concentreren als ik aan het schrijven ben. Ook ben ik een paar jaar terug met mijn werk naar een uitvoering van Tsjaikovski geweest en was dit erg indrukwekkend.

Pontificaal op de eerste rij

Maar eenmaal binnen, zie ik dat mijn vriend en ik de weinige jongeren zijn. Er zijn héél veel rollators en wandelstokken. Zelf zitten we pontificaal op de eerste rij.

Als het begint, probeer ik mijn best te doen om op te letten. Maar het is allemaal best pittig. We hebben geen begeleidend boekje gekocht en daardoor heb ik geen flauw idee wie, wie is. De muziek is bij tijden opzwepend en spannend, maar vaker langdurig hetzelfde terwijl de zangers van de aria’s lekker hun ding doen. Iedereen is strak in het pak en kijkt met een serieus gezicht naar het publiek.

Sprongetjes van plezier

En ik wil écht niemand beledigen, want het natuurlijk ontzettend knap dat deze mensen dit kunnen. Maar het is mijn ding niet. Ik versta niet wat ze zeggen. En dat alles wát ze zeggen, gezongen wordt, helpt ook niet. Ik hoor soms een keer vader, dan een keer Jezus maar verder zijn het vooral veel Ooooh, en Aaah klanken. Na een halfuur begin ik te gapen en probeer ik me te focussen op de mensen in het orkest.

Ik zie een dirigent die enthousiast z’n werk doet. Hij maakt soms letterlijk sprongetjes om iets aan de orkestleden duidelijk te maken. Er is een kinderkoor en de serieuze blikken op de gezichten van de kinderen zijn aandoenlijk. Maar ook het volwassenenkoor heeft een aantal ‘eye catchers’ ertussen staan die leuk zijn om naar te kijken. Wilde snorren die meebewegen met de klanken van de muziek bijvoorbeeld. Of mensen die extreem grote ogen opzetten als ze hun noten zingen. Af en toe kijk ik met een schuin hoofd naar m’n vriend die ook z’n best doet om niet te gapen.

Kunnen we dit wel maken?

In de pauze lopen we naar de foyer en kijken elkaar aan. We beginnen positief. “Knap hoe ze het doen!” en “Wel interessant om mee te maken.” En dan vertellen we maar eerlijk wat we ervan vinden: “Het is wel een lange zit…” en “Het duurt nog eens anderhalf uur.”

Bij wijze van grap wijzen we naar de uitgang. “Niemand die ons kent, zullen we gewoon weggaan?” We stribbelen nog héél even tegen. Kunnen we het wel maken tegenover het orkest? De andere mensen? We zitten immers op de eerste rij. Het gaat ontzettend opvallen. Maar dan hakken we de knoop door en halen onze jassen op bij de garderobe onder de noemer ‘even roken’.

Niet veel later zitten we in hetzelfde gebouw met cola, chips en snoep in zachte bioscoopstoelen. Ja. Dit is toch meer onze cultuur.

 

 

Laat een antwoord achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.