Een fietser ben ik niet. Je ziet mij niet op een mountainbike een rondje door het Kuinderbos crossen op zondagmiddag. En ook niet snel op een gewone fiets. Als ik het dan ooit eens in mijn hoofd haal om een rondje te fietsen, vragen de buren aan mijn ouders of mijn auto soms kapot was.
Dus wanneer iemand dan aan mij vraagt of ik mee achterop kan na een feestje, zeg ik geen nee. Ook daar ben ik nu van genezen. Achterop zitten bij iemand die het WK-slingeren midden in de nacht wil winnen, is eng. Zeg maar gerust doodeng.
Tergend langzaam
Het liefst was ik van de bagagedrager afgesprongen en was ik die twee kilometer wel gaan lopen, maar dat vond ik ook overdreven. Bovendien was de temperatuur ver naar beneden gezakt en waaide er een stevige, koude wind. Op de fiets hoor je dan toch echt eerder thuis te zijn dan wanneer je gaat lopen. Deze avond niet. Nu ging het tergend langzaam.
Slingerend van links, naar rechts, berm in, berm uit. De meneer bij wie ik achterop zat, kon mij een week daarvoor precies uitleggen hoe de versnellingen werkten, maar nu begreep hij er zelf helemaal niets meer van. Hij trapte idioot snel in versnelling nummer twee van de acht, waardoor het slingeren alleen maar erger werd.
Als een slak kropen we vooruit. De extra meters die we maakten, hadden van mij niet gehoeven. Over een stukje van een minuut of zeven, deden we welgeteld dik 20 minuten. En die meneer had niet door dat ik doodsangsten uitstond.
Het voorspelde weinig goeds
‘Je hebt me vorige week zelf uitgelegd hoe dat werkt, dan kun je het zelf toch ook wel?’ Ik keek toe hoe snel zijn benen heen en weer bewogen in versnelling nummer twee. Dat voorspelde weinig goeds.
‘Doe even rustig’, mompelde hij alleen maar.
Hij bleef verder fietsen en het geslinger ging rustig verder. Ondertussen trok ik aan zijn jas als we naar rechts moeten en als we daar gevaarlijk dicht bij de sloot kwamen, trok ik weer naar links.
Eenmaal bij huis sprong ik opgelucht van de fiets. Ik had het gered. Geen kleerscheuren, geen dikke lippen of geschaafde wangen. Deze keer ging het goed. Al denk ik dat ik met al dat getrek, uitgeputter was dan hij van het fietsen.