‘Kom op, dóóórgaan,’ schreeuwt de sportinstructeur die nooit moe lijkt te worden. Ik ben aan het sporten en vermoeid werp ik een blik op de anderen in de les. Hun voorhoofden glinsteren van het zweet. Mijn eigen hoofd zal er wel niet veel beter uitzien.
Ik heb knalrode wangen, plukken haar dat uit mijn staart is ontsnapt en er hangt een vieze, dampige zweetlucht om mij heen. Iedere keer als ik mijn armen omhoog doe (en dat doen we vaak) komt er zo’n walm mijn neusgaten binnen. De beloning van de douche die het luie zweet van mij afspoelt is fantastisch. Want ja, dat is eigenlijk wel wat ik ben: lui.
Alleen fitnessen
Als die instructeur er niet bij is, dan modder ik maar wat aan. In mijn eentje fitnessen lukt niet zo goed. Moe? Hup, dat niveau maar een beetje naar beneden. Lamme benen, tien minuten in plaats van vijftien.
Groepslessen bieden een uitkomst voor mij. De sportinstructeur kent mij een ienie-mienie-beetje en weet dat ik soms even aangespoord moet worden. Tussen ons gezegd: als hij zich dan heel even omdraait of heel even bij een ander staat, gaat dat fanatisme even ietsjes naar beneden. Tot hij zich weer omdraait natuurlijk. Hoppa, daar gaan we weer.
Sporten is zwaar
Sporten is soms wel leuk, maar meestal zijn de lessen die ik volg loodzwaar. Squats, lunges, push-ups, conditietraining en triceps/biceps trainen. Ik weet nooit welke nou welke is, tot we ze hebben getraind.
Buikspieren zo intensief trainen, dat lachen de volgende dag pijn doet. Met als enige reden: de zomer komt er weer aan. En als die zomer voorbij is, trainen we er weer wat af. Dan kunnen we ons weer lekker volproppen tijdens kerst. Sporten is goed voor iedereen, maar ik ben bang dat ik mijn luie zweet nooit écht zal kwijtraken…