Wie mij een béétje kent, weet dat ik vorige week donderdag, vrijdag en zaterdag feest heb gevierd in Steenwijkerwold. Het jaarlijkse Dicky Woodstock popfestival is ieder jaar weer een ware aanslag op mijn dag- en nachtritme, mijn lever en mijn lijf in het algemeen. Lees: wallen tot op mijn enkels, zere kaken en buikspieren van het lachen en een schorre keel van het meebrullen met al die muziek.
Mijn allereerste Woodstockervaring is tien jaar geleden. Samen met een vriendin begaf ik mij voor het eerst op het festivalterrein, terwijl ik met een schuin oog in de gaten werd gehouden door mijn broer, zus en zwager. Tien jaar geleden snoepte ik stiekem al van wat biertjes en ging de avond te snel voorbij.
Boze zus
Op mijn vijftiende had ik een boze zus aan m’n arm hangen, omdat ik om twee uur écht nog niet naar huis wilde en ik ervoor koos om mij op dat moment als een opstandige puber te gedragen en nog een halfuurtje probeerde los te peuteren.
In tien jaar tijd heb ik het hele feest één keer overgeslagen, omdat ik te ziek thuis was gekomen van een vriendinnenvakantie op Terschelling. En een andere keer besloot ik op zaterdagavond vroeg naar huis te gaan, omdat ik die middag al te veel had gedronken en ’s avonds meer tijd doorbracht op de dixie dan in de tent.
Ritje op de fiets
Ik heb heel wat herinneringen gemaakt in al die jaren, want alles kan er zo’n beetje. Op iemands rug springen en al hossend door de tent gemanoeuvreerd worden. Bij jongens achterop de fiets springen, omdat je geen zin hebt om die vijfhonderd meter naar je slaapplek te lopen. De caravandeur lostrekken en zien dat een vriend van je broer iets te veel heeft gedronken en gewoon op het harde hout van het slaapbankje is gaan liggen, in plaats van even de kussens erop te leggen voor een wat comfortabelere nacht.
Op schouders gehesen worden en het uitgillen van angst, maar het stiekem gaaf vinden. Lachen om de foute grap van de poffertjesbakker, omdat je vroeg om een tosti en hij zei dat je die wel bij hem thuis kon krijgen. Zo kan ik nog wel even doorgaan.
Schorre keel
De organisatie vroeg dit jaar of we allemaal wel een beetje lief voor elkaar wilden wezen. Ik ben het daar roerend mee eens. Niet alleen daar, maar overal. Het leven is toch een stuk leuker als we het allemaal met een lach doen? En ach, zo erg is zo’n schorre keel, zere buikspieren van het lachen en wallen onder je ogen toch niet als het gezellig was? Precies. Dat bedoel ik.