Terwijl ik op het kruispunt afsteven kijk ik – zoals het hoort – naar links, naar rechts en weer naar links. Van links komt een groepje wielrenners aan gescheurd. Aangezien ik van rechts kom, ben ik vastbesloten om gewoon mijn voorrang te pakken. Op het moment dat ik de bocht om wil gaan, schrik ik me dood en trap ik keihard op de rem.
Vijf fietsers scheuren zonder blikken of blozen met 50 kilometer per uur voorbij. Was ik doorgereden, hadden er nu vijf mannen gecrepeerd van de pijn.
Doodeng
Ik snap heel goed dat het lekker is om af en toe een rondje te fietsen. Het is mooier weer en langer licht. Helaas zit ik met terugkerende regelmaat hard om jullie te vloeken. Vinden jullie het ook niet doodeng als je gewoon voorrang neemt op je lichte fietsje met dunne bandjes en flinterdunne fietskleding? Ik denk namelijk niet dat je helm je heel veel helpt als je met vijftig kilometer per uur op het asfalt terechtkomt.
Ongelukken
De cijfers beamen dat er steeds meer ongelukken gebeuren. In 2010 belandden er 2000 wielrenners in het ziekenhuis. In 2014 waren dat er zelfs 4200. De meeste wielrenners die ooit een ongeluk hebben gehad, geven aan dat het vaak door een inschattingsfout komt. Zo eentje als: ‘Ah… die auto is nog ver weg! Kunnen we nog wel even voor langs.’ Om vervolgens het asfalt van dichtbij te bekijken.
Goedbedoeld
Heb ik het nu dan over alle wielrenners? Natuurlijk niet. Net als bij ‘gewone’ fietsers zijn er mensen die nergens van op- of omkijken. En die heb je ook in de categorie automobilisten en scooters.
Toch vind ik jullie fietsers het engst, omdat jullie niet beschermd zijn door een omhulsel, zoals een auto. Dus daarom een goedbedoeld lesje in de verkeersregels: pas alsjeblieft op. Jullie willen niet op je bek gaan en ik wil geen deuk in de auto. Onthoud: wie van rechts komt, heeft voorrang! Zelfs als je Wout Poels heet.