Ben je ooit een dag doorgekomen zonder te klagen? Als je antwoord ja is, dan krijg je van mij een staande ovatie. Soms begint bij mij het geklaag al vijf minuten nadat de wekker is afgegaan. Dat moment wanneer je de gordijnen opendoet en ziet dat het voorlopig niet meer droog wordt. Als je je haar in model wil brengen, maar één plukje irritant omhoog blijft wijzen.
En meestal gaat het de hele dag door. Van ‘Ik heb honger’ tot ‘Waarom is er geen lekkere soep’ en ‘Wat is het hier koud’. We klagen over die vervelende bumperklever, die vieze man in de lift die naar je decolleté staart, die baas die niet snel genoeg op je mail over de zomervakantie reageert, spierpijn van het sporten en dat we geen tijd hebben voor een sociaal leven.
Goeroe uithangen
Ik heb een poging gedaan de positiviteitsgoeroe uit te hangen en dat was een behoorlijke uitdaging. Het regende pijpenstelen toen ik naar het werk liep. Mijn haar droogde op als stro. Ik was mijn pinpas vergeten. Ondanks alles probeerde ik te glimlachen en slikte ik iedere frustratie in. Een vriendin wilde ’s avonds even gal spugen, maar ook zij vond mijn positieve instelling strontvervelend. Zat ze net te vertellen hoe vervelend collega D. was, toen ik zei: ‘Maar je weet niet wat diegene heeft meegemaakt…’
Haar blik sprak boekdelen. Waar heb je Maaike gelaten leek hij te zeggen. Ze herpakte zich en begon even later over het weer. Ook toen schudde ze verbaasd haar hoofd toen ik opbeurend zei dat het weer vast vanzelf beter zou worden.

Donderwolkgezicht
Af en toe klagen vind ik lekker en met mij heel veel anderen. Als het brood op is, vinden we dat irritant, zeggen we dat en pakken dan maar een cracker. Er een beetje bewust van zijn, daar is niets mis mee.
Maar voorlopig zet ik gewoon weer mijn donderwolkgezicht op als ik zeiknat aankom op het werk en dan klaag ik. Het helpt eventjes. Als het daarna maar weer lukt om te glimlachen om al die miljoen leuke dingen die er bestaan.