Mattias’ broer Marco zit achter Lieke aan en Lieke weet nog niet zo goed wat ze daarvan vindt… Sita heeft desondanks haar nummer aan Marco gegeven. Sita is dolblij met haar hereniging met Mattias, maar het wordt wel een beetje irritant dat hij ineens haar eetritme rigoureus omgooit.
Lees hier alle afleveringen terug!
‘Goedemorgen.’ Sita knikt naar de man in de lift en stapt in. Ze drukt op de vijfde verdieping en leunt tegen de muur. Haar maag rommelt. Deze ochtend had Mattias wederom haar ontbijt klaargemaakt. Droge crackertjes met avocado. Alwéér. Die krengen komen nu al haar neus uit. Daar zit toch helemaal geen smaak aan? Toen Mattias even niet keek, mieterde ze die groene stukjes in de prullenbak en at de cracker kaal op.
‘Hé, dit klopt niet.’
Sita schrikt op uit haar gedachten en kijkt naar de man naast haar die verbaasd bij het knoppenpaneel van de lift staat.
‘We gaan niet verder en de deuren gaan niet open.’
Verschrikt kijkt Sita om haar heen. De zenuwen slaan haar ineens om het hart. Een kleine ruimte, nauwelijks ontbijt en een blaas die – nu ze erover nadenkt – ook wel geleegd wil worden. Dit is een regelrechte ramp!
De man ziet haar bleke gezicht en doet een stapje in haar richting. ‘Het komt heus wel goed,’ zegt hij om haar gerust te stellen. Sita kan niet meteen antwoord geven en is blij dat de man contact probeert te maken met de centrale. Al snel is er een krakerige stem door het luidsprekertje te horen. Ze hoeven zich geen zorgen te maken. De technische dienst wordt ingeschakeld.
‘Dit gaat nog wel eventjes duren,’ verzucht de man en hij zet zijn laptoptas in een hoek van de lift. Sita slikt en schraapt haar keel.
‘Ik ben Sita. Misschien fijn om te weten met wie je in de lift vastzit…’ Ze probeert te glimlachen, maar haar hart klopt nog altijd sneller dan normaal. Ze háát kleine ruimtes zonder de mogelijkheid om naar buiten te kijken.
‘Tim,’ antwoordt de man in kwestie en glimlacht haar bemoedigend toe. ‘Vertel, wat doe je hier in het gebouw?’
Sita begint nerveus over haar werk te vertellen. Tim luistert en gaat op een gegeven moment op de grond zitten. Hij gebaart dat ze ook moet gaan zitten en stelt dan nog meer vragen over haar werk. Voor Sita het in de gaten heeft, maakt ze grapjes en is ze – heel eventjes – vergeten dat ze vastzit in een lift.
‘Je bent goed in mij op mijn gemak stellen,’ glimlacht Sita als het eventjes stilvalt. Tim haalt zijn schouders op.
‘Ik heb een blauwe maandag als coach gewerkt,’ antwoordt Tim.
‘Nu niet meer?’
‘Nee… mensen zijn ingewikkelde wezens. Probeer je iemand echt te helpen, slaan ze alsnog al je adviezen in de wind. Maken ze een zooitje van hun leven om vervolgens met hangende pootjes terug te komen en nog een keer dat ene, goede advies te vragen. Bekijk het maar, dacht ik toen.’
Tim grijnst en Sita knippert een paar keer met haar ogen. Snel wendt ze haar blik van hem af. Ze hoort Lieke’s stem al in haar oor. Nee, ze hoort Lieke GILLEN in haar oor. ‘Duik op hem af! Zit je een keer vast in een lift met een knappe vent, moet je er ook werk van maken. Vriend of geen vriend, dit overkomt je nóóit weer.’ Sita grijnst en Tim kijkt haar verbaasd aan.
‘Ben ik zo grappig?’ vraagt Tim verbaasd. Sita schudt haar hoofd.
‘Nee, nee. Sorry. Ik moest even denken aan een gesprek dat ik onlangs had met een goede vriendin over vastzitten in de lift.’
‘En hoe ging dat?’
Sita aarzelt. Tim kijkt haar nieuwsgierig aan met zijn felblauwe ogen. Ogen die nieuwsgierig staan, ogen die de hele tijd lijken te lachen. Haar ogen dwalen af naar zijn handen. Er lijkt geen ring aan te zitten.
‘Eh… dat eh…’ stottert Sita. In haar hoofd maakt ze een afweging. Ze ziet hem waarschijnlijk toch nooit weer… Hoe erg is het dan om te zeggen dat het niet erg is om vast te zitten met een knappe vent? Niet zo heel erg toch? ‘Mijn beste vriendin en ik zeiden dat het niet heel leuk is om vast te zitten in een lift, maar dat het leed verzacht wordt door leuk gezelschap,’ zegt Sita uiteindelijk met een verlegen glimlach op haar gezicht. Tim kijkt verrast en schiet in de lach.
‘Nou, dankjewel! Ik had het ook slechter kunnen treffen.’
Ze zitten tegenover elkaar en hun blikken vinden elkaar. Sita glimlacht nerveus en slaat dan haar blik neer.
‘Zeg Tim?’ vraagt Sita als ze haar stem weer heeft gevonden. ‘Wat vind je eigenlijk van avocado’s?’
Een halfuur later zitten ze nog altijd vast in de lift. Sita’s blaas begint nu écht pijn te doen. Krampachtig slaat ze haar benen over elkaar en perst haar lippen op elkaar.
‘Gaat het wel?’ vraagt Tim bezorgd.
‘Ken je dat gevoel dat je naar je werk gaat, je blaas al voelt drukken maar denkt: joh, ik ga daar wel naar de wc? Dat had ik vanmorgen. En nu moet ik zó vreselijk nodig!’ Sita kijkt naar Tims gezicht die moeite moet doen niet in lachen uit te barsten. ‘Tim!’ roept ze geïrriteerd, waarna Tim in de lach schiet. ‘Het is echt niet leuk! En je moet mij niet aan het lachen maken, want voor je het weet ruikt deze vierkante meter naar urine.’
Tim werpt verontschuldigend zijn handen omhoog. ‘Heb je geen flesje bij je?’ Om zijn lippen speelt nog steeds een glimlach als hij naar haar tas wijst. Ongelovig kijkt Sita hem aan. Twee tellen later houdt ze een waterflesje in haar handen.
‘Denk je echt dat ik HIER in kan plassen?’ Ze gooit het flesje naar zijn hoofd en Tim begint weer hard te lachen.
‘Ik zal niet kijken, dat beloof ik.’
Sita rolt met haar ogen, maar kan een grijns niet onderdrukken. ‘Kun je niet even vragen of ze überhaupt bezig zijn dit kreng te maken? Zul je net zien dat ik sta te zeiken en de liftdeuren ineens opengaan. Staan mijn baas en vijf collega’s voor onze snufferd.’
Tim schiet opnieuw in de lach en Sita kijkt hem met een brede grijns aan. Hij heeft een fijne lach, bedenkt ze. Een warme en oprechte lach. Sita duwt haar benen steviger tegen elkaar aan. Ze moet écht heel nodig naar de wc. Tim staat ondertussen op en belt opnieuw naar de liftcentrale. Dezelfde vrouw als daarvoor neemt op.
‘De technische dienst is druk bezig. Over vijf minuten verwachten ze dat ‘ie het weer doet!’ roept ze zangerig. Tim en Sita slaken een zucht van verlichting.
‘Ben jij even blij dat je niet mijn waterflesje vast hoeft te houden.’ Sita grijnst breed en Tim haalt zijn schouders op.
‘Ik had het wel overleefd.’
De steken in Sita’s maag worden steeds erger. De nood steeds hoger. En inderdaad: na een minuut of vijf komt de lift weer in beweging. Tim steekt zijn hand uit om haar omhoog te helpen. Sita neemt hem dankbaar aan. Als ze weer rechtop staat, laat Tim haar hand niet meteen los. Hij kijkt haar in haar glinsterende ogen aan. Verlegen slaat Sita haar ogen neer en trekt langzaam haar hand los.
‘Als je het niet heel erg vindt, meneer Tim, ga ik zo meteen rennen naar het toilet.’
‘Ik zal het je niet kwalijk nemen.’ Tim staat nog altijd vlak naast haar. Als hij zich vooroverbuigt, denkt Sita een kort ogenblik dat hij haar gaat zoenen. Als ze zijn stem in haar oor hoort, voelt ze een vreemde kriebel in haar buik. ‘Ik vond het niet erg om met jou vast te zitten…’ fluistert Tim.