Oeps, misschien zit er ook wel een vraag tussen die jij weleens hebt gesteld. Is dat erg? Nee, hoor, maar sommige vragen kunnen tegenwoordig écht niet meer. Hoe vaker je sommige vragen naar je hoofd geslingerd krijgt, hoe meer moeite je moet doen om enthousiast te reageren… Lees snel de 10 vragen!
1. Oh journalist! Wat leuk! Ga je dan ook naar oorlogsgebieden?
Meestal schiet ik in de lach en moet ik het gevoel bedwingen iemand hardhandig wakker te schudden. Het journalistieke werkveld is zo breed als de Chinese Muur. Aan de ene kant heb je inderdaad de buitenlandcorrespondenten, maar daar tussenin zit nog zoveel meer! Nieuwslezers, cameramensen, radiomakers, schrijvers, tijdschriftenredacteurs, modejournalisten, onderzoekers, persvoorlichters en nog heel veel meer. Vraag liever: ‘Wat leuk zo’n opleiding, wat hoop jij te worden?’
2. Bij welke krant wil je later graag werken?
Ja, een begrijpelijk misverstand. Tegenwoordig voeg ik al snel het woordje tijdschriften toe als er gevraagd wordt wat voor opleiding ik doe. Dus bij deze een goede tip: ‘In welk vakgebied zou je later graag aan de slag willen gaan?’ Stukken beter en ook stukken interessanter.
3. Ik kan jou beter niets vertellen, want je kunt als journalist niets voor je houden, toch?
Ik begrijp niet hoe deze misvatting in hoofden van sommige mensen is geslopen. Misschien zijn journalisten wel een van de betere geheimhouders. Op een tijdschriftenredactie wordt ongeveer een halfjaar vooruit gewerkt, waarbij veel nog even stilgehouden moet worden tot publicatie. Soms voel je die foto met die BN’er in je zak branden, maar geduld is een schone zaak.
4. Moet je van roddelen houden om journalist te worden?
Deze vraag valt in de categorie oorlogscorrespondenten. Niet alle journalisten houden van roddelbladen, dus ook niet van roddelen. Evenals een sportverslaggever misschien wel helemaal niet graag naar het NOS Journaal kijkt, maar liever met zijn vrouw naar GTST kijkt. Allemaal vooroordelen, zo jammer!
5. Mag je dan serieus échte mensen interviewen?
Het liefst schiet ik keihard in de lach als ik dit te horen krijg. Het zou toch wel heel bizar zijn als je tijdens je opleiding interviews zou verzinnen… Daar leer je nou eenmaal niet zoveel van. Dus voor alle onwetenden: ja, in jaar één belde ik al naar stichtingen om vragen te stellen, kennissen of vreemden om ze te bevragen over hun leven, probleem of levensstijl. Er is nooit één woord verzonnen, behalve bij het onderdeel: fictieve verhalen schrijven. Tip voor een veel leukere vraag: ‘Welk interview is je het meeste bijgebleven?’
6. Maar daar is toch helemaal geen werk in te vinden?
Hoe goed ik deze vraag ook begrijp en ik hem vast en zeker zelf ook had gesteld, begint hij wel wat irritant te worden. Elke journalistiekstudent weet aan het begin van de opleiding dat de kans op een baan minimaal is, maar hé: je moet toch doen wat je leuk vindt?
7. Tijdens je stage: ‘Zijn die BN’ers in het echt ook zo leuk?’
Ik zeg altijd ja. Altijd. Maar als ik je een geheimpje mag vertellen: de helft spreek je tijdens je stage amper! Ja, zo nu en dan heb je een keer een leuk interview, maar soms komen mensen ook langs op de redactie, wissel je er vijf woorden mee, ga je op de foto en pleur je vervolgens die foto op internet om je stagebedrijf in achting te laten stijgen. Vraag liever: ‘Welke BN’er vond je nou écht heel erg leuk?’ Dan krijg je sowieso een oprecht antwoord.
8. Wees eerlijk, jullie schrijven toch alleen maar leugens?
Ik begrijp de vraag, omdat over BN’ers vaak rotzooi geschreven wordt. En toch vind ik het jammer, want er worden ook zoveel goede en mooie dingen geschreven. In de meeste gevallen wordt het interview altijd ter controle opgestuurd. Naar een BN’er, maar ook naar die onbekende Truus uit Zaandam om onwaarheden tegen te gaan.
9. Maar wat wil je dan écht worden?
Zucht. Deze vraag stamt nog uit het jaar nul. Dit is wat ik wil worden. En ja, het is een lastige tijd, maar met een beetje wilskracht moet je toch wel een heel eind kunnen komen. En als je op latere leeftijd alsnog iets anders wilt doen, dan doe je dat toch?
10. Als journalist heb je zeker overal een mening over?
Journalisten horen officieel juist objectief te zijn. Ik kan dingen van twee kanten bekijken, ook als het gaat om lastige discussies. Bijvoorbeeld het wel of niet inenten van je kinderen. ‘Ga jij je kinderen later dan niet inenten?’ Zucht, dat zei ik toch niet? Het is mijn mening niet, maar ik kan mij wel in de mening van iemand anders verplaatsen.
Zat er een vraag tussen die je zelf weleens hebt gesteld?